Transcriptie van het testament van 25 juli 1718
origineel: Gemeentearchief Amsterdam
Op den huyden der 2 November 1718 heb ik Hendrik van Akenopenbaar Notaris
by den Hoven van Holland geadmitteert tot Amsterdam
residerende my in presentie van de naargenoemde getuygen ten verzoeken van
Juffrou Marretie van der Meer getroud met de Heer Adriaan Bont en met dezelve
hare man gadsisteerd de Heeren Anthonius Conynenberg predikant tot Loenen,
Jacobus Conynenberg en de Jacob Benningbroek out schepen der stad Hoorn, als
naaste vrienden zoo van de voornoemde Heer Abram van der Meer, als desselfs
voor overledene huisvrouw Cathalina Lootsman, vervoegt ten sterfhuyze van
denzelve Heer Abraham van der Meer, dewelke my notaris aldaar exhibeerden zeker
geslote testamen, door de meer genoemde Heer Abram van der Meer op den 25 July
1718 gemaakt, en door my Notaris ten overstand van twee getuigen
gesuperseribeert, teneynde hetzelve door my zoude werden geopent en den inhoude
van dien aan haar voor gelezen ’t geen ’t door mij notaris dan ook (nadat
hetzelve bevorends door de voorneomde Juffrou Marretie van der Meer hare man en
de voorschreve Heeren naaste vrieden rontomme was bezien en in zyn segels gaaff
en ongeschonden bevonden gesloten te zyn is geschiet, met verder versoek, dat
ik hiervan zoude maken ordentelyk declaratoir en hetzelve testament benevens de
syperscriptie van dien aan de grosse deses met myn cachet annexeeren en agter
de minnute deses op een behoorlyk segel cipeeren omme door my bewaard en
daarvan aan dengenen die daarinnen geconserneerd of geraakt zyn uyt gelevert te
werden zoodanige copien off extracten authentiek als, bevonden zullen werden te
behooren.
Gedaan binnen Amsterdam present de Missrs Abet van
Wagenburgh en Lambert van Benthem als getuygen hiertie versogt, was ondertekent
Abet van Wagenburgh, Lamberth van Benthem, H. van Aken, Nots.publ.
Volgt de superscriptie van het hiervoren gemelde testament.
In de name Godes Amen.
In den Jare naar de geboorte onzes Heere en de saligmaker
Jesu Christi, een duysend sevenhondert agtien op den vyff en twintigsten July,
zynde Maandags des middags te klok omtrent halff één uuren, Compareerde voor my
Hendrik van Aken, openbaar Notaris by den Hove van Holland geadmitteerd tot
Amsterdam residerende in presentie van de naar genoemde getuygen, De Heer Abram
van der Meer, wonende op de Leliegrafft, binnen deze stad, my notaris bekent,
gesond van lighaam, gaande en staande zyn verstand memoire en uitspraak ten
volle gebrykende, gelyk uyterlyk bleek, derwelke aanmy Notaris exhibeerde zeker
papier op drie byzondere plaatsen met het cachet van hem comparant uit swart
lack en op twee plaatsen met het cachet van my Notaris in rootlack versegetl,
waarinne hy Comparant verklaarde te wesen zyn testament laatste en uyterste wil
begerende, dat het selve na zyn overlyden zal moeten werden naargekomen en
agtervolgt, ’t zy als testament, solemnell Codicil Giffte yt zaken des doods
off onder den levende, zoohet zelve na regten best zal kunnen bestaan, schoon
iets ware gecommitteert, versoekende my, Notaris hieroff kennis te dragen en
uytteleveren dese akteom te strekken naar behooren.
Dat aldus passeerde binnen Amsterdam ter presentie van
Pieter van Zoutlande en Titus Ryk als getuygen hiertie versogt, was met
verscheide handen ondertekend: Abram van der Meer, P. van Zoutlande, T. Ryk, H.
van Aken, Nots.Publ.
Volgt het ingeslotene Testament.
Inden name des Heeren Amen.
Ik ondergeteekende Abram van der Meer wetende en bedenkende
der vergankelicheyd van ’s menschen leven, de sekerheyd des doods en de
onsekere tyde en ure van dien, hebben na rype berade goedgedagt te dsiponeeren
van myn tydelicke goederen door Gods goedheyd en ryken zegen my verleend,
derhalve revoceere en caseere en doe by dezen teniet alle voorgaande
testamenten, codicillen en generalick alle uyterste dispositien hoe, waar of
voor wien gemaakt en ook hoedanigh geclausuleerd en by desen opnieuw
disponeerende, verklaardemyne uyterste wille te zyn, dat:
Myn lighaam als het dan almagtigden God zal behaaght hebben
de draad van dit myn tydelick leven afftesnyden ter aarde zal worden besteld op
een wyze myn staat en gelegentheyd medebrengende.
Myne ziele beveele de genade Gods ter zaligheyd door den
geloove in Christo Jesu ter zaliger opstandinge.
En verders ter dispositie komende legateerren by dezen aan
de volgende personen, myne bloedverwanten, als aan:
Elbert, zoon van Guurt Jans tot Berkhout woonagtigh een
somma van ses hondert gulden.
aan Joris Schuytemaker wonende tot Obdam een somma van vyff
honder gulden.
aan Annejans dogter van Groot Jan wonende tot Alcmaar een
somma van tien honderd gulden.
aan de vier kinderen van Pieter Jacobsz een somma van twee
duyzent gulden doch is myn begeerte ten aanzien van dit legaat, dat myne
natenoemene executeur over de administratie van deze penningen ymand van de
vrienden zal mogen stellen om de renten van dit Kapitaal aan de mondige en
onmondige uyttekeeren off ook wel ieders portie overtegeven, off onder hem te
houden na gelegentheyd en gedraghs van de personen en zaken.
Nogh legateere aan Feetje wonende tot Alcmaar een somma van
vyff honderd Gulden.
Nogh aan Marretie, weduwe Jan van Twisck wonende tot Obdam
een somma van twee duysent Gulden.
Nogh aan de descendenten van Pieter Jaap een somma van vyff
hondert Gulden.
Nogh aan de afkommelingen van Abraham tot Winkel als aan
Pieter en zyn susters digtertje yder drie honderd Gulden.
Nogh aan Cornelis Fel wonende op Blokdyk een somma van ses
hondert gulden.
Nogh legateere aan Cornelis Dirk en Jan Yvenius een somma
van vyfftien honder gulden, dog begeere ik, dat deze somme zal worden verdeeld
by Cornelis Yveius en dat hy daarvan zal mogen behouden voor sigselffs zooveel
hem geliefft, en daarvan geven aan de eene broeder min en dándere meerder,
zooveel, hem zal behagen.
Nogh legateere ik aan Gerrit Yvenius wonende tot Leyden een
somma van duysend Gulden.
Nogh legateere ik aan Treyntje van der Meer, wed. van D. van
Kolck een somma van twee Duysent Gulden.
Nogh aan Klaes Coningh tegenwoordig in India zodanige somme
mitsgaders de verloopene intressen die voor hem te pretendeere hebbe.
Nogh aan Antje Bremer tot Hoorn een somma van drie hondert
Gulden.
Nogh legateere aan de nagelatene kinders van Neeltje Benningbroek
drie duysend Gulden.
Voorts legateere en bespreke ik aan de gereformeerde kerk
tot Veenhuysen de plaatse van myne geboorte een somma van twee duysent Gulden.
Nogh legateere ik aan de gereformeerde kerk tot Hensbroek
een somma van tien hondert Gulden.
Nogh legateere aan: Diaconie en gemeene armen tot Sloterdyk
een somma van dysent Gulden, tusschen henlieden halff en halff te deelen.
Nogh legateere ik aan de diaconie der stad Amsterdam een
somma van tien duysent Gulden.
Nogh aan ’t Aelmoesniershuys van deselve stad een somma van
vyff duysent gulden.
Nogh legateere ik aan myne tegenwoordige dienstmaagden
Giertje en Jacobje mitsgaders aan Lambert van Benthem myn knecht yder een
dubbelde rouw. En daarenboven aan yder der voorsz. twee maagden een somma van
uysent gulden mitsgaders yder een bed met zyn toebehooren en iets ter
gedagtenisse uyt myn jyusraat ter discretie van myne natenoemene erffgenaam en
executeur van myn uyterste wille.
Nogh legateere ik aan Lambert myn knegt norn. een somma van
vyff hondert Gulden, doch alles ten aanzien van voorn. myne maagden en knegt
onder deze mits, dat zy ten tyde van myn overlyden nog by my wonen.
Nogh legateere aan Groote Pieter tot Veenhuyzen alt geen hy
op myn overlyden aan my schuldig mogt wezen en daarenboven is myn begeerte dat
myn erffgenaam indertyd denselven van behoorlyk onderhoud zyn leven langh zal
moeten voorzien.
Nogh bebeere wel uytdrukkelyk dat zoo ymand van myne voorn.
gelegateerden zigh met voorn. legaat off legaten onvergenoegt off qualick te
vreden kwam te toonen, dat desselfs legaat zal vervallen aan de kerk tot
Veenhuysen.
Voorts begeere en beveele dat myn natelaten capitaal
aanstaonds na myn dood zal moeten werden afgenommen in obligatiën hondert ten
hondert te rekenen een som van vyfftig duysent guldens, welk capitaal ik
begeere, dat voor altoos in myn geslagt zal moeten worden geconserveert in ’t
geheel om uyt de inkomsten te ondersteunen die geene die uyt den geslagte
gesproten in nood off armoede moghten komen te vervallen en in cas niemand in
den geslagte noodlydende wierd of wierden bevonden dat dan ymand uyt den
geslagte zal mogen studeeren in de
theologie, en die studie en noodige kosten betaalt uyt het inkomen van die
voorn. obligatiën, en ingevalle nog gehoefftige nog iemand lust hebbende tot
studeeren in den geslagte wierd bevonden zal het voorn. inkomen besteed worden
aan kerk, kerken off armen daar de administrateur van die goederen zulkx
hoognoodigh en dienstig zal dunken en behooren te moeten geschieden waarin
altyd reguard zal moeten worden genomen op kerk en armen van Veenhuysen en
Hensbroek en zal de administrateur van dat capitaal en zyne successeurs, aan
drie a vier van de oudste uyt den geslagte jaarlyks van het gebruik dier
penningen rekeningh en verantwoordingh moeten en gehouden zyn te doen.
In alle myne verdere nalatenschappen actiën, credieten en
geregtigheden geen uitgesondert stelle ik tot myn eenige en universeele
erfgenaam myne suster Marretie van der Meer, huysvrouw van Adriaan Bont met
volle en absolute regt van erfstellinge, deselve Marretie van der Meer daarinne
institueerende by dezen, dogh met desen verstande dat al het geen ’t mynse
suster voorn. van my zal komen te erven by haar niet zal mogen worden
veralineert, gedonateerd off op eenige wyze vermaakt, maar dat alles in zyn
geheel zal moeten blyven, verbiedende ten dieneynde wel expresselyk de aftrek
van leatime, trebellianique of andere pertiën in regten bekent ook de afftrek
van 100ste, 200ste off andere penningen, begeerende dat alles by haar
onvermindert zal moeten worden nagelaten aan myn neeff Jacob Benningbroek,
schepen der stad Hoorn en zyn descendent off descendenten indertyd deselve
daarinnen substitueerende by dezen met volle en gelyke regt van ergstellinge
als myne syster voorn. geinstitueert hadde, en in gevalle gemelde myne suster
voor my kwame te overlyden stelle insgelykx myne voorn. Neeff Jacob
Benninghbroek en zyn descendent off descendenten intertyd tot myne eenige en
universeele erfgenaam of erffgenamen met volle en absolute regt van erff stellinge,
met uyt sluitinge van alle andere doch onder uitkeeringe van de legaten in deze
gemeld, off by acte onderhands voor getuygen als anders naderhand by my verder
te nomineren.
Nogh begeerre ik dat in gevalle het mogte gebeuren, dat myne
suster voorn. ook de gemelde J. Benninghbroek en zyne descenten voor my waren
overleden, dat de helft van myne geheele naarlatenschap, na uytkeringe van de
legaten, en afftrek van: voorgemelde vyfftig duysent Gulden zal worden verdeelt
in myn geslagte zoo van Vader als Moeders zyde, onder de susterlingskinderen
by staken begerende dat de naargelatene kinderen van Neeltje Benninghbroek mede
zullen erven in haar moeders plaatse ingevolglick als susterlings kinderen voor
een staak worden gehouden en toegelaten, en dat de wederhelfft zal worden
verdeeld aan de resp. armhuysen off bezorgers binnen Amsterdam, Hoorn,
Veenhuysen en Hensbroek na haare meeste noodlydentheyd en dat die verdeeling
zal moeten geschieden door de oudste off bekwaamste uyt myn geslagt (by
vriendelicke overeenkomst) daarover te maken met de regetne van de respectieve
armhuysen off bezorgers in de voorn. plaatsen, welke daartoe by deze
qualificeere.
Tot executeur van dit myn testament en verdere uyterste
dispositiën versoeke autoriseere en qualificeere meergemelde myn neeff Jacob
Benningbroek welke ik om de hooge jaaren van myn suster heb goedgevonden
daartoe aan te stellen gelyk deselve daartoe stelle en qualificeere by desen
gelyk ook tot schifftinge, scheydinge en vereffeninge van myn boedel met de
erffgenamen van myn zaliger beminde huysvrouw Catalina Lootsman en in gevalle
in cas van delinge off onver eenig point van dien verschil ontstond, begeere ik
dat tot termineeringh van die deferenten en affdoeninge van deselve myn
executeur alleen zal hebben het volle en absolute gezagh en dat myn suster met
de schickinge door deselve te maken haar gerust en tevreden zal moeten houden
begerende in dit omdat alles kort getermineerd en in alle vriendschap magh. Ik
verbiede wel expresselyk dat myne susters man Adriaan Bont in myn boedel nogh
over eenig stuk van myn nalatenschap zal hebben eenigh het minste gesagh of
administratie, nogh in de schifftinge en scheidinge van myn boedel en eenige
stem off voorstel van hem in consideratie komen.
Ik autohoriseere en qualificeere nogh by deze vorn. Jacob
Benninghbroek tot de eerste Administrateur van de obligatiën off ’t Capitaal
voorn. ’t welk ik tot onderhoud van de noodlydende in den geslagte off ook wel
tot studie van iemand uyt den geslagte in de theologie hebbe gelegateert gehoudens
jaarlykx van die administratie rekening doende als voorgemeld is en zal gemelde
Benninghbroek by zyn leven ymand uyt den geslagte gehouden zyn te nomeren tot
zyn successeur in die administratie, zullende de obigatiën opdat dit ten allen
tyde wel moge wezen bewaard ten nutte van die geene waartoe deselve zyn
geschikt en geordonneert, worden gebracht ter weeskamer binnen de stad Hoorn en
aldaar moeten blyven berusten.
Ik legateere aan meergenoemde myn Neef Jacob Benningbroek
onder goedevinden en minnelyke vriendschap van de erffgenamen van myn zalr.
huisvrou voor de aantewendene devoiren als executeur van deze myne uyterste
willen, het horlogie met vier wyzers staande op myn comptoir gemeenlyk genoemd
de Luthersche Kerk met alle de medailles ’t zy goude, silvere, kopere off
andere materiaal daarinne op myn overlyden gevonden zullende worden, waar
jegens aan de erffgenamen van myn Zalr. Vrouw onder haar vriendelyck goedvinden
voor alle delinge make en bespreke de Atlas boeken met de kas of kassen daartoe
behoorende staande op de boven voorkamer in myn huys versoekende dat gemelde
myns vrouws erfgenamen het voorn. aan myn neef gelegateerde, gelieve te
approbeeren en de atlas boeken en kassen daar jegens als een teeken van myne
genegenthheyd te accepteeren.
Ik reserveere aan my de volle en absolute magt om onder de
hand off by acte voor Notaris en getuygen of mondeling zoodanig nader bevel te
doen, legaten te maken, deselve verminderen, vermeerderen ook de gemaakte te
vernietigen, in alle gevalle zooals myn raad gedragen zal, welk legaten
bespreken acte off actens van gelyke kragt en gelove zullen zyn alsoff deselven
in desen waren geinsereert.
’t Boven en vorenstaande verklaare te zyn myn uyterste
wille, welke begeere, dat na myn overlyden zal worden opgevolgd en nagekome en
bestaan als testament codicil off zoo het in regten best zal kunnn bestaan al
waaren alle solemniteiten niet na behooren geobserveert.
Aldus gedaan en met myn handteekeningh bevestigt in
Amsterdam den 25 July 1718. Was onderteekent Abram van der Meer.
Naar gedane collatie is deze met de grosse van zyn
vorenstaande declaratair, de getekende superscirptie, en het origineel
ondertekent beslote testament, aan den anderen met het Cachet van my Notaris
geannexceert, bevonden te accordeeren, in Amsterdam dezen 8 December 1718.
|