HOME   TESTAMENT   GENEALOGIE   DOCUMENTEN   FOTO'S   CONTACT
 

 

 

Marretie van der Meer
Adriaan Bont
Jacobud Conynenberg
Jacob Benningbroek?
Cathalina Lootsman

 

 

 

 

 

Abet van Wagenburgh
Lambert van Benthem

 

 

 

Hendrik van Aken

 

 

 

 

 

Pieter van Zoutlande
Titus Ryk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Elbert, zoon van Guurt Jans

Joris Schuytemaker

Annejans

 

kinderen Pieter Jacobsz

 

 

Feetje

Marretie, wed. Jan van Twisck

Pieter Jaap

Abraham
Pieter en zyn susters

Cornelis Fel

Cornelis Dirk
Jan Yvenius

 

Gerrit Yvenius

Treyntje van der Meer


Klaes Coningh


Antje Bremer

kinderen Neeltje Benningbroek

 

 

 

 

 

 

dienstmaagden Giertje en Jacobje

 

Lambert van Benthem

 


Groote Pieter

 

 

 

 

 

legaat

Transcriptie van het testament van 25 juli 1718
origineel: Gemeentearchief  Amsterdam

Op den huyden der 2 November 1718 heb ik Hendrik van Akenopenbaar Notaris by den Hoven van Holland geadmitteert tot Amsterdam residerende my in presentie van de naargenoemde getuygen ten verzoeken van Juffrou Marretie van der Meer getroud met de Heer Adriaan Bont en met dezelve hare man gadsisteerd de Heeren Anthonius Conynenberg predikant tot Loenen, Jacobus Conynenberg en de Jacob Benningbroek out schepen der stad Hoorn, als naaste vrienden zoo van de voornoemde Heer Abram van der Meer, als desselfs voor overledene huisvrouw Cathalina Lootsman, vervoegt ten sterfhuyze van denzelve Heer Abraham van der Meer, dewelke my notaris aldaar exhibeerden zeker geslote testamen, door de meer genoemde Heer Abram van der Meer op den 25 July 1718 gemaakt, en door my Notaris ten overstand van twee getuigen gesuperseribeert, teneynde hetzelve door my zoude werden geopent en den inhoude van dien aan haar voor gelezen ’t geen ’t door mij notaris dan ook (nadat hetzelve bevorends door de voorneomde Juffrou Marretie van der Meer hare man en de voorschreve Heeren naaste vrieden rontomme was bezien en in zyn segels gaaff en ongeschonden bevonden gesloten te zyn is geschiet, met verder versoek, dat ik hiervan zoude maken ordentelyk declaratoir en hetzelve testament benevens de syperscriptie van dien aan de grosse deses met myn cachet annexeeren en agter de minnute deses op een behoorlyk segel cipeeren omme door my bewaard en daarvan aan dengenen die daarinnen geconserneerd of geraakt zyn uyt gelevert te werden zoodanige copien off extracten authentiek als, bevonden zullen werden te behooren.

Gedaan binnen Amsterdam present de Missrs Abet van Wagenburgh en Lambert van Benthem als getuygen hiertie versogt, was ondertekent Abet van Wagenburgh, Lamberth van Benthem, H. van Aken, Nots.publ.

Volgt de superscriptie van het hiervoren gemelde testament.

In de name Godes Amen.

In den Jare naar de geboorte onzes Heere en de saligmaker Jesu Christi, een duysend sevenhondert agtien op den vyff en twintigsten July, zynde Maandags des middags te klok omtrent halff één uuren, Compareerde voor my Hendrik van Aken, openbaar Notaris by den Hove van Holland geadmitteerd tot Amsterdam residerende in presentie van de naar genoemde getuygen, De Heer Abram van der Meer, wonende op de Leliegrafft, binnen deze stad, my notaris bekent, gesond van lighaam, gaande en staande zyn verstand memoire en uitspraak ten volle gebrykende, gelyk uyterlyk bleek, derwelke aanmy Notaris exhibeerde zeker papier op drie byzondere plaatsen met het cachet van hem comparant uit swart lack en op twee plaatsen met het cachet van my Notaris in rootlack versegetl, waarinne hy Comparant verklaarde te wesen zyn testament laatste en uyterste wil begerende, dat het selve na zyn overlyden zal moeten werden naargekomen en agtervolgt, ’t zy als testament, solemnell Codicil Giffte yt zaken des doods off onder den levende, zoohet zelve na regten best zal kunnen bestaan, schoon iets ware gecommitteert, versoekende my, Notaris hieroff kennis te dragen en uytteleveren dese akteom te strekken naar behooren.

Dat aldus passeerde binnen Amsterdam ter presentie van Pieter van Zoutlande en Titus Ryk als getuygen hiertie versogt, was met verscheide handen ondertekend: Abram van der Meer, P. van Zoutlande, T. Ryk, H. van Aken, Nots.Publ.

Volgt het ingeslotene Testament.

Inden name des Heeren Amen.

Ik ondergeteekende Abram van der Meer wetende en bedenkende der vergankelicheyd van ’s menschen leven, de sekerheyd des doods en de onsekere tyde en ure van dien, hebben na rype berade goedgedagt te dsiponeeren van myn tydelicke goederen door Gods goedheyd en ryken zegen my verleend, derhalve revoceere en caseere en doe by dezen teniet alle voorgaande testamenten, codicillen en generalick alle uyterste dispositien hoe, waar of voor wien gemaakt en ook hoedanigh geclausuleerd en by desen opnieuw disponeerende, verklaardemyne uyterste wille te zyn, dat:

Myn lighaam als het dan almagtigden God zal behaaght hebben de draad van dit myn tydelick leven afftesnyden ter aarde zal worden besteld op een wyze myn staat en gelegentheyd medebrengende.

Myne ziele beveele de genade Gods ter zaligheyd door den geloove in Christo Jesu ter zaliger opstandinge.

En verders ter dispositie komende legateerren by dezen aan de volgende personen, myne bloedverwanten, als aan:

Elbert, zoon van Guurt Jans tot Berkhout woonagtigh een somma van ses hondert gulden.

aan Joris Schuytemaker wonende tot Obdam een somma van vyff honder gulden.

aan Annejans dogter van Groot Jan wonende tot Alcmaar een somma van tien honderd gulden.

aan de vier kinderen van Pieter Jacobsz een somma van twee duyzent gulden doch is myn begeerte ten aanzien van dit legaat, dat myne natenoemene executeur over de administratie van deze penningen ymand van de vrienden zal mogen stellen om de renten van dit Kapitaal aan de mondige en onmondige uyttekeeren off ook wel ieders portie overtegeven, off onder hem te houden na gelegentheyd en gedraghs van de personen en zaken.

Nogh legateere aan Feetje wonende tot Alcmaar een somma van vyff honderd Gulden.

Nogh aan Marretie, weduwe Jan van Twisck wonende tot Obdam een somma van twee duysent Gulden.

Nogh aan de descendenten van Pieter Jaap een somma van vyff hondert Gulden.

Nogh aan de afkommelingen van Abraham tot Winkel als aan Pieter en zyn susters digtertje yder drie honderd Gulden.

Nogh aan Cornelis Fel wonende op Blokdyk een somma van ses hondert gulden.

Nogh legateere aan Cornelis Dirk en Jan Yvenius een somma van vyfftien honder gulden, dog begeere ik, dat deze somme zal worden verdeeld by Cornelis Yveius en dat hy daarvan zal mogen behouden voor sigselffs zooveel hem geliefft, en daarvan geven aan de eene broeder min en dándere meerder, zooveel, hem zal behagen.

Nogh legateere ik aan Gerrit Yvenius wonende tot Leyden een somma van duysend Gulden.

Nogh legateere ik aan Treyntje van der Meer, wed. van D. van Kolck een somma van twee Duysent Gulden.

Nogh aan Klaes Coningh tegenwoordig in India zodanige somme mitsgaders de verloopene intressen die voor hem te pretendeere hebbe.

Nogh aan Antje Bremer tot Hoorn een somma van drie hondert Gulden.

Nogh legateere aan de nagelatene kinders van Neeltje Benningbroek drie duysend Gulden.

Voorts legateere en bespreke ik aan de gereformeerde kerk tot Veenhuysen de plaatse van myne geboorte een somma van twee duysent Gulden.

Nogh legateere ik aan de gereformeerde kerk tot Hensbroek een somma van tien hondert Gulden.

Nogh legateere aan: Diaconie en gemeene armen tot Sloterdyk een somma van dysent Gulden, tusschen henlieden halff en halff te deelen.

Nogh legateere ik aan de diaconie der stad Amsterdam een somma van tien duysent Gulden.

Nogh aan ’t Aelmoesniershuys van deselve stad een somma van vyff duysent gulden.

Nogh legateere ik aan myne tegenwoordige dienstmaagden Giertje en Jacobje mitsgaders aan Lambert van Benthem myn knecht yder een dubbelde rouw. En daarenboven aan yder der voorsz. twee maagden een somma van uysent gulden mitsgaders yder een bed met zyn toebehooren en iets ter gedagtenisse uyt myn jyusraat ter discretie van myne natenoemene erffgenaam en executeur van myn uyterste wille.

Nogh legateere ik aan Lambert myn knegt norn. een somma van vyff hondert Gulden, doch alles ten aanzien van voorn. myne maagden en knegt onder deze mits, dat zy ten tyde van myn overlyden nog by my wonen.

Nogh legateere aan Groote Pieter tot Veenhuyzen alt geen hy op myn overlyden aan my schuldig mogt wezen en daarenboven is myn begeerte dat myn erffgenaam indertyd denselven van behoorlyk onderhoud zyn leven langh zal moeten voorzien.

Nogh bebeere wel uytdrukkelyk dat zoo ymand van myne voorn. gelegateerden zigh met voorn. legaat off legaten onvergenoegt off qualick te vreden kwam te toonen, dat desselfs legaat zal vervallen aan de kerk tot Veenhuysen.

Voorts begeere en beveele dat myn natelaten capitaal aanstaonds na myn dood zal moeten werden afgenommen in obligatiën hondert ten hondert te rekenen een som van vyfftig duysent guldens, welk capitaal ik begeere, dat voor altoos in myn geslagt zal moeten worden geconserveert in ’t geheel om uyt de inkomsten te ondersteunen die geene die uyt den geslagte gesproten in nood off armoede moghten komen te vervallen en in cas niemand in den geslagte noodlydende wierd of wierden bevonden dat dan ymand uyt den geslagte zal mogen studeeren in de theologie, en die studie en noodige kosten betaalt uyt het inkomen van die voorn. obligatiën, en ingevalle nog gehoefftige nog iemand lust hebbende tot studeeren in den geslagte wierd bevonden zal het voorn. inkomen besteed worden aan kerk, kerken off armen daar de administrateur van die goederen zulkx hoognoodigh en dienstig zal dunken en behooren te moeten geschieden waarin altyd reguard zal moeten worden genomen op kerk en armen van Veenhuysen en Hensbroek en zal de administrateur van dat capitaal en zyne successeurs, aan drie a vier van de oudste uyt den geslagte jaarlyks van het gebruik dier penningen rekeningh en verantwoordingh moeten en gehouden zyn te doen.

In alle myne verdere nalatenschappen actiën, credieten en geregtigheden geen uitgesondert stelle ik tot myn eenige en universeele erfgenaam myne suster Marretie van der Meer, huysvrouw van Adriaan Bont met volle en absolute regt van erfstellinge, deselve Marretie van der Meer daarinne institueerende by dezen, dogh met desen verstande dat al het geen ’t mynse suster voorn. van my zal komen te erven by haar niet zal mogen worden veralineert, gedonateerd off op eenige wyze vermaakt, maar dat alles in zyn geheel zal moeten blyven, verbiedende ten dieneynde wel expresselyk de aftrek van leatime, trebellianique of andere pertiën in regten bekent ook de afftrek van 100ste, 200ste off andere penningen, begeerende dat alles by haar onvermindert zal moeten worden nagelaten aan myn neeff Jacob Benningbroek, schepen der stad Hoorn en zyn descendent off descendenten indertyd deselve daarinnen substitueerende by dezen met volle en gelyke regt van ergstellinge als myne syster voorn. geinstitueert hadde, en in gevalle gemelde myne suster voor my kwame te overlyden stelle insgelykx myne voorn. Neeff Jacob Benninghbroek en zyn descendent off descendenten intertyd tot myne eenige en universeele erfgenaam of erffgenamen met volle en absolute regt van erff stellinge, met uyt sluitinge van alle andere doch onder uitkeeringe van de legaten in deze gemeld, off by acte onderhands voor getuygen als anders naderhand by my verder te nomineren.

Nogh begeerre ik dat in gevalle het mogte gebeuren, dat myne suster voorn. ook de gemelde J. Benninghbroek en zyne descenten voor my waren overleden, dat de helft van myne geheele naarlatenschap, na uytkeringe van de legaten, en afftrek van: voorgemelde vyfftig duysent Gulden zal worden verdeelt in myn geslagte zoo van Vader als Moeders zyde, onder de susterlingskinderen by staken begerende dat de naargelatene kinderen van Neeltje Benninghbroek mede zullen erven in haar moeders plaatse ingevolglick als susterlings kinderen voor een staak worden gehouden en toegelaten, en dat de wederhelfft zal worden verdeeld aan de resp. armhuysen off bezorgers binnen Amsterdam, Hoorn, Veenhuysen en Hensbroek na haare meeste noodlydentheyd en dat die verdeeling zal moeten geschieden door de oudste off bekwaamste uyt myn geslagt (by vriendelicke overeenkomst) daarover te maken met de regetne van de respectieve armhuysen off bezorgers in de voorn. plaatsen, welke daartoe by deze qualificeere.

Tot executeur van dit myn testament en verdere uyterste dispositiën versoeke autoriseere en qualificeere meergemelde myn neeff Jacob Benningbroek welke ik om de hooge jaaren van myn suster heb goedgevonden daartoe aan te stellen gelyk deselve daartoe stelle en qualificeere by desen gelyk ook tot schifftinge, scheydinge en vereffeninge van myn boedel met de erffgenamen van myn zaliger beminde huysvrouw Catalina Lootsman en in gevalle in cas van delinge off onver eenig point van dien verschil ontstond, begeere ik dat tot termineeringh van die deferenten en affdoeninge van deselve myn executeur alleen zal hebben het volle en absolute gezagh en dat myn suster met de schickinge door deselve te maken haar gerust en tevreden zal moeten houden begerende in dit omdat alles kort getermineerd en in alle vriendschap magh. Ik verbiede wel expresselyk dat myne susters man Adriaan Bont in myn boedel nogh over eenig stuk van myn nalatenschap zal hebben eenigh het minste gesagh of administratie, nogh in de schifftinge en scheidinge van myn boedel en eenige stem off voorstel van hem in consideratie komen.

Ik autohoriseere en qualificeere nogh by deze vorn. Jacob Benninghbroek tot de eerste Administrateur van de obligatiën off ’t Capitaal voorn. ’t welk ik tot onderhoud van de noodlydende in den geslagte off ook wel tot studie van iemand uyt den geslagte in de theologie hebbe gelegateert gehoudens jaarlykx van die administratie rekening doende als voorgemeld is en zal gemelde Benninghbroek by zyn leven ymand uyt den geslagte gehouden zyn te nomeren tot zyn successeur in die administratie, zullende de obigatiën opdat dit ten allen tyde wel moge wezen bewaard ten nutte van die geene waartoe deselve zyn geschikt en geordonneert, worden gebracht ter weeskamer binnen de stad Hoorn en aldaar moeten blyven berusten.

Ik legateere aan meergenoemde myn Neef Jacob Benningbroek onder goedevinden en minnelyke vriendschap van de erffgenamen van myn zalr. huisvrou voor de aantewendene devoiren als executeur van deze myne uyterste willen, het horlogie met vier wyzers staande op myn comptoir gemeenlyk genoemd de Luthersche Kerk met alle de medailles ’t zy goude, silvere, kopere off andere materiaal daarinne op myn overlyden gevonden zullende worden, waar jegens aan de erffgenamen van myn Zalr. Vrouw onder haar vriendelyck goedvinden voor alle delinge make en bespreke de Atlas boeken met de kas of kassen daartoe behoorende staande op de boven voorkamer in myn huys versoekende dat gemelde myns vrouws erfgenamen het voorn. aan myn neef gelegateerde, gelieve te approbeeren en de atlas boeken en kassen daar jegens als een teeken van myne genegenthheyd te accepteeren.

Ik reserveere aan my de volle en absolute magt om onder de hand off by acte voor Notaris en getuygen of mondeling zoodanig nader bevel te doen, legaten te maken, deselve verminderen, vermeerderen ook de gemaakte te vernietigen, in alle gevalle zooals myn raad gedragen zal, welk legaten bespreken acte off actens van gelyke kragt en gelove zullen zyn alsoff deselven in desen waren geinsereert.

’t Boven en vorenstaande verklaare te zyn myn uyterste wille, welke begeere, dat na myn overlyden zal worden opgevolgd en nagekome en bestaan als testament codicil off zoo het in regten best zal kunnn bestaan al waaren alle solemniteiten niet na behooren geobserveert.

Aldus gedaan en met myn handteekeningh bevestigt in Amsterdam den 25 July 1718. Was onderteekent Abram van der Meer.

Naar gedane collatie is deze met de grosse van zyn vorenstaande declaratair, de getekende superscirptie, en het origineel ondertekent beslote testament, aan den anderen met het Cachet van my Notaris geannexceert, bevonden te accordeeren, in Amsterdam dezen 8 December 1718.